De zwart-witte herfst slaat haar bladzijden om. Iedereen praat maar over de toekomst, iemand bereidt een maaltijd en daar achter het gordijn staat zij. In haar hoofd wordt de rauwe stad gebouwd, met naden zo zacht als vette schapenwol. Ze mijmert. Ze mijmert zich een afstand tot het onderaards verdriet. Mijmer. Mij. Ver. Weg…. ’s Ochtends schraapt ze vogels van de stoep.
In: MUGzine 19