Voor je ligt de zee. Het kind dat je was,
het mollig lijfje opgetild, je vader met zijn
voeten in het nazomerzand. Je ogen reiken
verder dan de horizon. Wat weet je van
verlangens in de golven, de tijd die vloeit
is reeds een foto in de verte, een vergeelde
voetnoot bij het heden. Wanneer je terugkomt,
elk jaar een andere kust, de meeuwen hoort,
dan sta je daar met je arm vol zachte woorden.
In: MUGzine 12