Nog geen dichter

Ik ben een dichter in het diepst van mijn gedichten, een dj in geheimen en jij ligt op de draaitafel, scalpels en scissors worden geslepen en jij weet niet wat je rustig ligt af te wachten. Savasana. Hosanna.

Ik ben een dichter in het diepst van mijn dromen en jij vliegt weg met je vleugels van was, je vliegt weg van wie we zouden zijn als je vleugels beter vast zouden zitten. Nu durf je eindelijk te dromen en smelt de mogelijkheid weg door het verlangen nog dichter bij de zon te zijn. Ik gaf je vleugels en je leerde me dat tranen van geluk hetzelfde smaken als verdriet om wat er nooit zal zijn.

Ik ben een dichter in het diepst van mijn gedachten. Een konijn ben ik in mijn garage zonder ramen waar regenbogen schuilgaan onder gebogen woorden.

Dag vogels

dag vogels
in het omgewaaide bos
dag dwaasgier op de drempel
die de morgen niet haalt

Eindelijk, de gierzwaluwen zijn terug, die uitgelaten buitelende
lentebodes. Ze brengen melodie in de dagen, schilderen lichtbanen in het diepen donkerste blauw. Ze koersen op hun eigen kompas. Vlieg! Ook zonder vaste
grond. Een landing zonder voeten is geen landing.

Eerder verschenen in: MUGzine22

Vrij onwaarschijnlijk

Met een aan onwaarschijnlijkheid grenzende nieuwsgierigheid
Met een aan zekerheid grenzende onwaarschijnij
Met een aan onzekerheid grenzende waarsch

Met een ontgrenzende grensoplossende grensvervagende normverlagende
met een aan normovervraging grenzende glijdende schaal van kleine kans op onwaarschijnlijke seks
begaf hij zich naar de overkant.

Ochtend

’s Ochtends tussen 8:00 en 8:01, de luiken gaan open. Goud likt aan de
randen van de dag, verdrijft de mist van de omliggende velden. Er blinkt iets in de
verte. Een zonnestraal valt op de wand van een papieren pakhuis, als smeltend
schaafijs. Het licht raakt mijn binnenste oog en verdooft de doffe werkdag waar
ik naar op zoek was. Ik leg mijn voeten op het kussen en tast naar de roze bril. Een lichtpuntje, voordat ik voorgoed verzink in alledaagse lethargie.

In: MUGzine nr. 21

Luw

Er zijn dagen waarop er niets gebeurt. Dagen dat de lucht niet trilt, dat de man niet gaat, dat er niemand aan de lijn blijft hangen. Zelfs geen peuter met de pruillip aan het prikkeldraad. Het is de afwezigheid van iets. Van licht, van luchtverplaatsing. Het is windluwte. 

Je proeft het. Windluwte is een woord waarop je niet kunt kauwen. Het woord is wachten. Wachten is hier op zijn plaats, een wonderlijk wachten tot er niets gebeurt. Wachten tot er een gedachte uit de lucht komt vallen die de spiegelende wolkenwerkelijkheid doorbreekt. Je knippert met je roze ogen, het decor verandert als je nog eens knipt. Het gedacht laat zich niet verzinnebeelden. Zelfs niet op de perfecte dag voor een gedicht.

Kantoor

Een huiskamer is geen kantoor, er loopt van alles
in en uit het praat en vraagt en praat maar door
de witte was en waarom ben je thuis
een huis is geen kantoor.

Een slaapkamer is geen kantoor, gordijnen dicht
en op 1 oor en liefst een beetje 
donker huh wat doe jij hier?
slapen doe je thuis.

Een zolderraam geeft uitzicht, geen 
gebouw ervoor, maar zicht op gras en
daken, hé waar kijk je naar?
vreemde vogels tellen ook.

Een kinderkamer met piraat en knuffels, buiten
klinkt alweer die boor, de buurman
is ook thuis, hij werkt vandaag niet
op kantoor.

Was er geen was, geen vaat, geen vragen
wanneer ga je weg? je bent er wel
maar hebt nooit tijd, wat moet ik met gezelligheid
kwil werken maar da’s moeilijk hoor
een woning als kantoor.

Schatvolgen

Op m’n scherm verschijnt een melding:
ik volg mijn grootste kleine schatten
zie hoe ze zich schokje voor schokje
door een tunnel wurmen
hoe ze even stil
lijken te vallen
om op te staan,
om door te gaan

… stipjes op de horizon
tot het laatste streepje
van de batterij.

Restwaarde

Rillend ontwaken in een huis dat niet meer ademt. Lege flessen verzameld in formaties onder de bank, de lijmresten met een keukenmes verwijderd van de trap, nagelaten spijkers op zoek naar contact in een kale muur.

Ze werpt een laatste blik in de keukenkastje. Er zijn geen op te vullen leegtes meer, geen uitgestoken hand die in de hare past. Niemand die nog meekijkt in haar ziel. De uitgeharde resten van een tastbaar leven zijn vakkundig afgevoerd, klaar voor hergebruik. Ze stalt herinneringen in liefdeloze dozen.

Eerder verschenen in: MUGzine 20

Elementaire deeltjes

Wie had ooit kunnen bedenken dat moederschap en kwantumfysica twee benaderingen zijn van hetzelfde verschijnsel, van onvoorstelbaar mededeelzame deeltjes die op verkenning gaan, die een boomhut bouwen in je tuin. Wie had kunnen bedenken dat lichtjaren van elkaar verwijderd een deel van jou en een deel van hem voor eeuwig met elkaar verstrengeld zullen zijn, dat ontdekkingsreizigers vanaf de bank in de woonkamer naar je roepen ‘we hebben twee gevangenen!’ en een emmer met een gat – laat dat nou nét die ene emmer die nog heel was – en dat die emmer niet meer past, ook emmers hebben zwarte gaten
waar alles in verdwijnt

Eerder verschenen in: MUGzine17

Herfstig grijs

De zwart-witte herfst slaat haar bladzijden om. Iedereen praat maar over de toekomst, iemand bereidt een maaltijd en daar achter het gordijn staat zij. In haar hoofd wordt de rauwe stad gebouwd, met naden zo zacht als vette schapenwol. Ze mijmert. Ze mijmert zich een afstand tot het onderaards verdriet. Mijmer. Mij. Ver. Weg…. ’s Ochtends schraapt ze vogels van de stoep.

In: MUGzine 19